Rechtbank Zeeland-West-Brabant: mondelinge afspraak staat op basis van getuigenverklaringen vast.
Afgelopen week werd duidelijk dat de Eerste Kamer akkoord is met het wetsvoorstel ‘Vereenvoudiging en modernisering civiel bewijsrecht’. De wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zien mede op het vereenvoudigen van de mogelijkheden om informatie en bewijsmateriaal te verzamelen. In dit kader vonden wij het zinvol om een deze week gepubliceerde uitspraak van de rechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan te stippen, waarin het bewijsrecht (civiel getuigenverhoor) centraal stond.
Het geschil betrof twee vennootschappen die het niet eens waren over een al dan niet gemaakte afspraak. Hiertoe werd een gerechtelijke procedure gevoerd. De gedaagde partij kreeg in deze procedure van de rechter een bewijsopdracht. Concreet zag de bewijsopdracht op het aanleveren van bewijs dat er tussen partijen een afwijkende (mondelinge) afspraak zou zijn gemaakt. De gedaagde partij besloot twee getuigen te horen en de eisende partij had zelf ook een getuige opgeroepen. Na het horen van alle getuigen was de rechter van oordeel dat de gedaagde partij geslaagd was in de bewijsopdracht.
De rechter overwoog dat de getuigen aan de zijde van de gedaagde partij concrete en consequente verklaringen hadden afgelegd. De verklaringen bevestigden elkaar zonder dat ze op elkaar afgestemd leken te zijn. Bovendien was de rechter van oordeel dat de verklaringen ook overeenkwamen met hetgeen de betreffende personen eerder schriftelijk en/of tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure hadden verklaard. Kort en goed, was er naar de mening van de rechter sprake van twee geloofwaardige getuigenverklaringen, die een bevestiging vormen van dat wat de gedaagde partij diende te bewijzen. De rechter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze getuigenverklaringen. Weliswaar had de eisende partij ook een getuige gehoord, maar dat bracht geen verandering met zich. Deze getuige kon niet meer inbrengen dan dat zij – voor zover zij zich kon herinneren – kort na een e-mailcorrespondentie geen contact meer had gehad met de gedaagde partij. Dat was naar het oordeel van de rechter onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
Twee geloofwaardige en concrete getuigenverklaringen die een bevestiging vormen van de mondelinge afspraak wegen in deze kwestie dus zwaarder dan één abstracte verklaring die erop neer komt de betreffende persoon zich het mondelinge cont(r)act niet meer kan herinneren. De vordering van de eisende partij werd daarom afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant toont wederom aan dat gedegen getuigenverklaringen (ook bij mondeling gemaakte afspraken) essentieel kunnen zijn in het verloop van een gerechtelijke civiele procedure.
Meer weten? Neem contact op met Vlot Advocaten (Patricia Bossema – de Greef).